Analytische chemie
- 2011 juni examen
- 2012 juni examen
- 2013 juni examen
- 2016 juni examen
- 2017 augustus examen
- 2017 juni examen
- 2018 juni examen
2011 juni examen
Theorie
- het kunnen scheiden van metaalionen door verandering van pH en dan ook iets van amfoteer karakter...
- Titratiecurve kunne tekene van zwak monobase me sterk monozuur
- methode van MOHR uitlegge
andere reeks:
- ???
- titratiecurve van sterk met zwak
- methode van Fajans uitleggen
Reeks 3A
Vraag 1
- Vergelijk de oplosbaarheid van de twee weinig oplosbare verbindingen AgCl en Ag2CrO4. Leid hieruit een verband af tussen de oplosbaarheid en het oplosbaarheidsproduct voor stoffen met een verschillende formule wat betreft het aantal ionen die per mol kunnen geleverd worden.
- De oplosbaarheid van een stof kan beïnvloed worden door het toevoegen van een gemeenschappelijk ion. Ba(IO3)2 is een weinig oplosbare verbinding. Bereken [Ba2+] in een verzadigde oplossing van Ba(IO3)2 en bereken daarna [Ba2+] in aanwezigheid van KIO3
Vraag 2
- Er wordt aangenomen dat een reactie aflopend is als Kev > 108. Leid Kev af voor de oxidatie van ijzer(II)-ionen door cerium(IV)-ionen. Welk besluit kan je trekken uit de berekening van deze Kev?
- Schets de titratiecurve van de cerimetrische titratie van 100ml Fe2+ 0,1M met Ce4+ 0,1M waarbij de reductiepoteniaal van het systeem wordt uitgezet in functie van het toegevoegde volume reagens. Bereken deze titratiecurve bij toevoegen van 0,00ml, 10,0ml, 100ml en 110ml titrans.
Vraag 3
- Leg de kwantitatieve bepaling van Cl-ionen uit aan de hand van de methode van Volhard waarbij men KSCN als titrans zal toevoegen. Staaf je antwoord met de juiste reactievergelijkingen. Hoe zal men het eindpunt van de titratie kunnen volgen? Schets bovendien een schema hoe men de berekening kan uitvoeren in normaliteit.
Reeks 2A
Vraag 1: Oplosbaarheid van een stof wordt beïnvloed door pH, leg rechtstreekse en onrechtstreekse invloed van pH uit a.d.h.v voorbeelden magnesiumhydroxide en calciumoxalaat. Staaf je antwoord met de nodige berekeningen.
Vraag 2: Bereken en maak titratiecurve van AgNO3 en NaCL. (type MZ) Voor 0 ml, 90ml, 100ml en 110 ml. Bereken ook telkens pcl. Leg a.d.h.v kwalitatieve schets uit, wat de invloed van de concentratie op de oplosbaarheid is.
Vraag 3: Titratie van KMNO4 en Fe²+.. Leid K'ev af voor deze titratie en toon de afhankelijkheid van de volledigheid van de redoxreactie in functie van de pH aan.
Oefeningen
- molaliteit, molfractie en molariteit berekene enzo...
- pH-berekening van een amfoliet (met de afleiding zelf op te schrijven)
- redoxoef... (Kev bereken en dan Esysteem en Eev en Esysteem en daarbij ook de verschillende concentraties van een metaalion.)
2012 juni examen
Theorie
Vraag 1 Oplosbaarheid onder invloed van pH. Leg de rechtstreekse en onrechstreekse invloed uit. Toon dit aan met Mg(OH)2 en calciumoxalaat.
Vraag 2 a) Titratie van 100 ml NaCl 0,1M met AgNO3 0,1M
Bepaal de pCl bij het toevoegen van het 0 ml titrans, 90 ml titrans, 100 ml titrans en 110 ml titrans
Teken hierbij de titratiecurve van pCl in functie van het aantal toegevoegd volume titrans.
b) Welke invloed heeft een verdunning op de titratiecurve van pCl in functie van het aantal toegevoegd volume. Maak een kwantitatieve schets.
Vraag 3
Redoxreactie van Fe2+ met KMnO4 , hier heeft de pH ook een invloed. Leid de Kev' af + geef de volledigheid van de redoxreactie sterk afhankelijk is in functie van de pH.
Reeks 1B
vraag 1
a) verschil kristallijne en colloidale neerslag, link met relatieve oververzadiging (grafiek + formules geven)
b) kenmerken van deze 2 soorten neerslagen geven
c) waarom moet je colloidale neerslagvorming vermijden bij gravimetrische bepalingen
d) leg uit elektrische dubbellaag
vraag 2
a) titratie HCl met NaOH, titratie CH3COOH met NaOH => schets beide curves in 1 grafiek
b) leg uit zuurbase indicator; werking en hoe je keuze maakt bij titraties
c) welke indicator zou je gebruiken voor deze titraties
d) ...
Oefeningen
1) Bereken de oplosbaarheid in g/l van Zn3(PO4)2. Ksp = 1,00.10-32
2) Fosforzuuroplossing: d=1,77 en molariteit=16,6M
Bereken molaliteit, normaliteit, molfractie, massaprocent, gO.S./l
3) Bereken de pH van het volgende mengsel
100 ml HCl 0,1M
50 ml NH4Cl 0,2M
100 ml NH3 0,1M
reeks 1B
1) salpeterzuuroplossing d en molaliteit gegeven. bereken molariteit, normaliteit, molfractie, massaprocent, gO.S./l
2) bereken pH van een mengsel.
3) titratie van Na3PO4 met HCl. bereken volume HCl.
2013 juni examen
Oefeningen
a)Oefening op mengsels, molaliteit, molariteit, normaliteit, dichtheid, m%, molfractie.
b)Polyzuren: je hebt een oplossing van NaH2PO4 en Na2HPO4.
... ml oplossing reageert met ...ml NaOH (pH=gegeven) tot het eerste EP. .... ml oplossing reageert met ...ml HCl (pH=gegeven) tot het eerste EP.
-Bereken M van NaH2PO4 en Na2HPO4 - Bereken de pH van de oplossing
c) Potentiaalverschillen, tekening is gegeven met Cu2+/Cu & Ag+/Ag , c Cu2+ en c Ag+.
- Welke kant gaan de elektronen op? - Bereken Esysteem - Welke zijn de concentraties van Ag+ en Cu2+ bij evenwicht?
Theorie
Vraag 1 Oplosbaarheid onder invloed van pH. Leg de rechtstreekse en onrechstreekse invloed uit. Toon dit aan met Mg(OH)2 en calciumoxalaat.
Vraag 2 a) Titratie van 100 ml NaCl 0,1M met AgNO3 0,1M
Bepaal de pCl bij het toevoegen van het 0 ml titrans, 90 ml titrans, 100 ml titrans en 110 ml titrans
Teken hierbij de titratiecurve van pCl in functie van het aantal toegevoegd volume titrans.
b) Welke invloed heeft een verdunning op de titratiecurve van pCl in functie van het aantal toegevoegd volume. Maak een kwantitatieve schets.
Vraag 3 Redoxreactie van Fe2+ met KMnO4 , hier heeft de pH ook een invloed. Leid de Kev' af + geef de volledigheid van de redoxreactie sterk afhankelijk is in functie van de pH.
2016 juni examen
Theorie 2016: 1. a) Leg de oplosbaarheid uit adv Q-s/s schets grafiek
a) verschil kristallijne en colloidale neerslag, link met relatieve oververzadiging (grafiek + formules geven)
b) kenmerken van deze 2 soorten neerslagen geven
c) waarom moet je colloidale neerslagvorming vermijden bij gravimetrische bepalingen
d) leg uit elektrische dubbellaag
2. a) Er wordt aangenomen dat een reactie aflopend is als Kev > 108. Leid Kev af voor de oxidatie van ijzer(II)-ionen door cerium(IV)-ionen. Welk besluit kan je trekken uit de berekening van deze Kev?
B) Schets de titratiecurve van de cerimetrische titratie van 100ml Fe2+ 0,1M met Ce4+ 0,1M waarbij de reductiepoteniaal van het systeem wordt uitgezet in functie van het toegevoegde volume reagens. Bereken deze titratiecurve bij toevoegen van 0,00ml, 10,0ml, 100ml en 110ml titrans.
Oefeningen 2016:
vraag 1. bereken de ph van mengsel met molaritiet, normaliteit dichtheid m% en molfractie
vraag 2. Mengsel van zuren en base bereken pH.
vraag 3. bereken de Kev van een redoxreactie.
2017 augustus examen
Theorie
1. Zuur base titratiecurve opstellen
2. Reactie van metalen neergeslagen als hydroxiden -Bereken de PH waarbij de ionen beginnen neer te slaan en waarbij ze volledig neergeslagen zijn.
Oefeningen
1. Bereken de PH van een mengsel
2. Bepaal molfractie, concentratie, g/L als molaliteit, d en normaliteit gegeven zijn.
3. ...
2017 juni examen
Theorie: 1. Vier factoren uitleggen die de oplosbaarheid beïnvloeden (Hoofdstuk 4) 2. Zuur base titratie curve opstellen met bijvragen (Hoofdstuk 9)
Oefeningen:
1. Verdunning + molfractie + molaliteit + .. 2. Zuur base mengsel 3. Redox vraag met E0
2018 juni examen
Theorie 1 Scheiding metaal hydroxiden (H7) 2 titratiecurve opstellen
Oefeningen 1+2 Concentraties, fracties, M,C 3 PH van mengsel berekenen