2013 juni examen lector: Sara Moens Vraag 1: a) Teken een triglyceride (bestaande uit linoleenzuur, oliezuur en palmitinezuur). b) De natuurlijk voorkomende vetzuren zijn in cis/trans vorm (schrappen wat niet past) + leg deze vorm uit. c) Als het aantal dubbele bindingen stijgt, daalt/stijgt het smeltpunt (schrappen wat niet past) + leg uit. Vraag 2: a) Teken het aminozuur (een van de 11 aminozuren die je moest kunnen tekenen, ik weet niet meer juist welke). b) Teken de vorm die voorkomt bij pH = 7 (je krijgt de pKz waarden). c) Bereken het isoelektrisch punt en leg uit hoe je dit hebt gedaan. Vraag 3: a) gegeven: een structuur (deze was galzuur). Geef de zo volledig mogelijke naam van deze structuur. b) Waar wordt dit gemaakt en uit wat wordt dit gemaakt? c) Welke functie heeft het? Vraag 4: a) Teken het dinucleotide A - C zoals het voorkomt in RNA. b) Wat is het verschil tussen DNA en RNA? Vraag 5: Het suiker (naam weet ik niet meer) verandert op de C3 en C4 van fructose (de H en OH zijn hier dus omgewisseld). Teken de Fisher en Haworth projectie van dit suiker. Vraag 6: Je krijgt een polysacharide bestaand uit 1 soort monosacharide. a) Geef de zo volledig mogelijke naam van dit suiker. b) Teken de bouwste(e)n(en) van dit suiker. c) Wat is de aangeduide binding? (Dit was de binding tussen de 2 monosachariden) Vraag 7: a) Teken SER - GLY - GLN - LYS b) Hoe noemt de gevormde binding? c) Leg uit hoe deze wordt gevormd. Vraag 8: Vul het kadertje aan. Je krijgt 5 structuren en moet deze zo volledig mogelijk benoemen + aanduiden tot welke groep (nucleïnezuren, suikers, ...) ze behoren. Vraag 9: Leg deze woorden uit: bouw-elementen, alpha-keratine, ...