V&D Fase 1 Hieronder vind je elk vak in Fase 1 van het Voedings- en dieetleer Basisbegrippen chemie: lab 2013 januari examen Vraag 1 Naamgeving kunnen geven en splitsing in ionen elementen kunnen geven en splitsing in ionen Vraag 2 Redoxreactie uitwerken Vraag 3 Vraag op m% Vraag 4 Stoichiometrisch rekeken: voor - tijdens -na Vraag 5 Gegeven: N en #ml van een oplossing + M van tweede oplossing met H2SO4 Gevraagd: #ml nodig van tweede oplossing om eerste te bereiden 2016 januari examen oefening 1 a) Geef de naam van volgende moleculen. Geef ook de opbouwende atomen indien mogelijk b) Geef het molecule weer die bij de volgende naam horen. Geef ook de opbouwende atomen weer indien mogelijk oefening 2 Je krijgt een reactie. Jij moet hiervan: - de halfreacties en E0 waardes opzoeken. - redox reactie van schrijven. - OT aanduiden bij de atomen waarbij deze veranderd - de oxidator en reductor aan duiden - de oxidatie en reductie aan duiden en aanduiden hoeveel elektronen er worden overgebracht. oefening 3 Stoichiometrisch rekenen. Ook omrekenen met de ideale gaswet oefening 4 a) molariteit berekenen b) normaliteit berekenen c) verdunning berekenen xoxo Dana en Elien Basisbegrippen chemie: theorie 2013 januari examen Vraag 1 2 elementen gegeven HI en ? Welke is een ionische binding en welke een covalente? Toon de elektronenconfiguratie en duidt de valentie elektronen aan. Teken de Lewisstructuur van deze elementen Vraag 2 Vragen in verband met de nulde orde (grafiek kunnen tekenen en grafiek over verloop van snelheid) Verschil kunnen geven met eerste orde (grafiek kunnen tekenen en grafiek over verloop van snelheid) Vraag 3 Toepassing op de wet van Le chaterlier. Welke richting verschuift het evenwicht bij afname van temperatuur + uitleg. Welke richting verschuift het evenwicht bij afname van volume + uitleg Vraag 4 Verklaring van 4 woorden/ gegevens wat is de sterkste oxidator en sterkste reductor van twee redoxkoppels + reactie kunnen geven. 2016 januari examen Examen 1 Vraag 1 a) geef de elektronen configuratie van N, O, Co. Geef het aantal valentie elektronen en teken deze rond het atoom (bijvraag tijdens het mondeling: geeft de aangeslagen toestand van O) b)Geef de Lewis-structuur van HN03. Duid de datief covalente bindingen aan. Vraag 2 a) Geef het verband tussen de temperatuur en de reactiesnelheid. Geef hierbij de Maxwell-Boltzmann verdelingscurve en de botsingstheorie b) Geef de vergelijking tussen concentratie en tijd bij een reactie van de 1e orde en geef deze grafisch weer. Vraag 3 a) Geef de Kc vergelijking voor een reactie b) Verstoren volgende factoren het chemische evenwicht? Zoja hoe en naar welke richting? - de hoeveelheid van 1 van de reactieproducten verhogen - het mengsel laten afkoelen Vraag 4  a) Wat bedoelt men met... ( leg duidelijk en volledig uit) - een zuuroxide (leg het woord zuur uit aan de hand van een reactie) - een polair deeltje ( leg uit met een voorbeeld) - de verdringingsreactie van... b)Rangschikken van moleculen volgens stijgende Ph-waardes Bij sommige gaf ze een Kb of Kc waarde somminge niet. Examen 2 1. Elektronenconfiguratie tekenen van H, Cl, O en daar de covalente binding van HCl en HClO3 ( duid de gewone en datieve aan) 2. Katalysator bespreken + grafiek en Eerste orde grafieken geven 3. Kc van een reactie geven, le chatelier toepassen ( concentratie stijgen en temperatuur stijgen van exotherme reactie) 4. Definities • E°110g vet). Wat is DFD en PSE? Wat zijn de kenmerken van kalfvlees? (ook hoe ze gevoederd worden) Vraag 2 Leg grondig biologische landbouw uit. Bijvraag: hebben ze een bepaalde tijd om hierop over te schakelen, hoelang? Vraag 3 Geef de nutritionele waarden van melk. Leg UHT-melk uit. Geef telkens twee voorbeelden voor <10% kaas, 10-20% kaas, 20-30% kaas en > 30% kaas. Wat is het verschil tussen + en % vetgehalte bij kazen? Vraag 4 Hij toont een granensoort, de naam en wat zijn de belangrijkste eigenschappen 2015 examen Workshop Voeding: Theorie vraag 1  geef 5 dingen waar men op moet letten bij het opstellen van een weekmenu vraag 2  soepen verbinden vraag 3  uit welke winkel komen volgende producten (de verschillende soorten boter) vraag 4  welke vleeswaren zijn mager en welke niet vraag 5  Welke saus is het vettigst? ( mayonaise, vinaigrette, yoghurtsaus) vraag 6  geef de nutritionele waardes van volgende producten vraag 7   hoeveel wegen volgeden producten (ook producten die je niet letterlijk hebt gezien) vraag 8  welke kaas komt uit de Aldi en is ook nog voorkeurs? vraag 9  begrippen uitleggen roux achiducsaus vinaigrette ... vraag 10  4 manieren om sausen te binden 2016 januari examen (vroeger Voeding en voedingswarenkennis) Vroeger was dit vak Voeding en voedingswarenkennis dat nu is opgesplitst in Voedingswarenkennis en Theorie voeding, De vragen zijn dus door elkaar in dit examen Blad 1: • Wat zijn intensieve en extensieve zoetstoffen en geef van elke 4 vb • Wat is tagatose, hoe wordt het genoemd als merkproduct? (merkproduct = tagatesse) • Wat zijn polyolen? • Wat is stevia? Geef de naam van stevia in de Aldi. ( Mountain stevia ) Blad 2: • Geef de nutritionele waarden van brood. • Geef de ingrediënten ervan en hun functie. Blad 3: • Geef 2 nitraatrijke en 2 nitraatarme groenten. • Geef de nutritionele waarden van kikkererwten en sojabonen + haal ze uit de potje • Wat zijn plantensterolen en stanolen geef van elk een voorbeeld. Extra blad: Blad met nutritionele waarde een hele voorkant en stukje achterkant Extra vraag: Haal tapioka uit de potjes en zeg wat het is. Leg uit wat het beneolabel is. JANUARI 2016 BLAD 1 - Leg het productieproces van yoghurt in detail uit. Leg hierbij uit wat linksdraaiend en rechtsdraaiend is. - Geef 2 voorbeelden van stand yoghurt + beetje kunnen uitleggen. - Geef 2 voorbeelden van roer yoghurt + beetje kunnen uitleggen. - Geef 2 voorbeelden van rechtsdraaiend. - Vetgehalte van mager, halfvolle en volle yoghurt. BLAD 2 - Wat is PSE en DFE. - Wat kan je vertellen over kalfsvlees (denk hierbij aan de voeding dat die gekregen heeft.) - 5 Voorbeelden kunnen geven van mager vlees, 5 voorbeelden kunnen geven van vetrijk vlees. BLAD 3 - Bastanddelen van cornflakes - Bijlage: 6 factoren kunnen geven (1ste bijlage in cursus) - Waarom gaan we vis pocheren en niet koken (Omdat het anders makkelijker uiteen gaat vallen ofzoiets) - 3 potjes uit al de verschillende potjes kunnen halen die hij vraagt. + Uitleg over kunnen geven. - Agaragar - Tapioca - Kuzu + Blad met nutritionele waarden. 2017 januari examen (vroeger Voeding en voedingswarenkennis) Vroeger was dit vak Voeding en voedingswarenkennis dat nu is opgesplitst in Voedingswarenkennis en Theorie voeding, De vragen zijn dus door elkaar in dit examen a. Wat moet er allemaal op een etiket zijn b. Wat is reeds verandert aan deze wet, wat moet er nu verplicht ook op een etiket zijn c. Geef de calorieën/100g van: Ketchup, Nutella choco, Ballade choco, honing, effi confituur, Mayonaise, Cruesli d. Eigenschappen van kikkererwten en Sojabonen e. 14 allergenen kunnen geven f. Wat zijn plantenstanolen en plantensterolen + voorbeeld g. Geef een vetstof van X% Eov/Mov/VV h. Kenmerk van het merk Ballade i. Twee nitraatrijk en -arme groenten + Blad nutritionele waarden - geef nutritionele waarde van schaal- en schelpdieren - geef verschillende functies die voedingswaarden kunnen beïnvloeden - vragen uit filmpje -productie proces yoghurt uitleggen, wat is links draaien, wat is rechts draaien, stand en roer yoghurt + voorbeelden, voorbeeld van yoghurt met hoofdzakelijk rechtsdraaiende melkzuren - productie proces van kaas uitleggen - verschil pro- en prebiotica - omschrijving kuzu - geef nutritionele waarde van aardappelen en wat is een galzige aardappel , wat is solaline - geef min. 10 principes van biologische landbouw - potjes: verschil tussen shoyu en tamari BLAD 1: a)wat is hypotoon, istoon en hypertoon leg uit + telkens 2 merknamen BLAD 2: a) wat is seitan? b) geef de vetgehaltes van vis + 3 voorbeelden BLAD 3: a)wat zijn extensieve en intensieve zoetstoffen, leg uit + voorbeelden b) wat zijn polyolen c)wat is tagatese + voorbeelden d) wat is stevia + voorbeelden BLAD 4: lijst met 30 nutritionele waarden potjes: lijnzaad en bulger: geef een beetje uitleg bij elk potje 2017 juni examen Wat is halal vlees? Wat is tartiflette? Wat is het verschil tussen gewone en Griekse yoghurt? Wat is ayran? Wat is buratta? Alcohol% en in grammen berekenen- Anamnese Evaluatie van een anamnese Dagschema verbeteren Meerkeuzevragen met giscorrectie vraag van kcal en grammen geven van voedingsmiddelen bv vit C gehalte van peterselie ... Toegepaste fysica 2010 juni examen Vraag 1 - Leg de begrippen latente warmte en soortelijke warmtecapaciteit uit. - Geef met een grafiek weer hoeveel energie je nodig hebt om een blok ijs van -12°C om te zetten naar eenzelfde hoeveelheid water van 25°C -Wat is een calorie Vraag 2: Juist of fout -Wanneer je een draad opwarmt stijgt de weerstand. -In een luster werkt 1 lamp nier meer en de andere 3 lampen werken nog. Wanneer je de kapotte lamp vervangt, stijgt de weerstand van de kring. -De bodem van een kookpot moet gemaakt zijn van ferromagnetisch materiaal indien je wilt werken met een inductiekookvuur. -2 draden met dezelfde stroomzin trekken mekaar aan -netwerk van een huis beoordelen of het een goed netwerk is of niet 2011 januari examen Mondelinge gedeelte 1) Met een hydrometer kan men de dichtheid van bijvoorbeeld melk meten -Leg de werking van dit toestel uit. Bijvragen van de leerkracht: Waarom drijft de hydrometer? Wat zit er in het bovenste buisje van de hudrometer?(lucht) Teken eens een hydrometer. De werking van de hydrometer is gebasseerd op de wet van Archimedes. -Formuleer deze wet -Toon aan dat de kracht van Archimedes het gevolg is van hydrostatische druk. Gebruik bij je redenering onderstaande figuur:  (Figuur = een kubus waterbak met daarin een klein blokje dat net niet drijft) 2) Zijn onderstaande stellingen juist of fout en je antwoord dient steeds gestaafd te worden. -De figuur stelt een voorwerp voor waarop 2 krachten inwerken. Deze krachten zijn aangeduid met zwarte pijlen. De witte pijl is de resulterende kracht.  (Figuur = Rechthoek met daarin een zwarte pijl door de links-onderhoek van de rechthoek met als zin naar boven, en de 2e zwarte pijl loopt van het midden van de rechthoek naar beneden met als zin naar onder. De witte pijl bevindt zich tussenin en is dubbel zo lang als de andere pijlen met als zin naar onder.) -Door een buis stroomt een vloeistof. Deze stroming verloopt stationair. De baan die de vloeistofdruppels volgen worden stroomlijnen genoemd. Deze stroomlijnen kunnen elkaar niet snijden. -De afhankelijkheid tussen de resulterende kracht F op een voorwerp en de versnelling a van het voorwerp worden in de grafiek getoond.  (Grafiek: y-as=a en x-as=F de curve loopt lineair van links boven naar rechts onder (dwz hoe kleiner de versnelling, hoe hoger de kracht F)) -Dankzij de wet van Bernoulli zijn mensen in staat om hun sinussen te ledigen wanneer ze verkouden zijn. Schriftelijk gedeelte (oefeningen) 1) Uit een reservoir met water loopt via een buiske aan de rechterkant water. Het water heeft een dichtheid van 1000kg/m^3. Op plaats A is de opp van het water enorm groot. Op plaats B kent men het volgende: De diameter van de buis is 1cm -Bepaal a) De snelheid van het water op plaats B b) Het debiet ter hoogte van plaats B 2) Marie trekt haar speelgoedolifantjes vooruit. Dit gebeurt wrijvingsloos. Het gaat om 2 olifanten die verbonden zijn met een touw. Spankracht in het touw op plaats A = 0,4N Spankracht in het touw op plaats B = 1N Massa van olifant 2 (de grote) = 300g -Bereken de massa van olifant nr 1. 3) Louis vuurt met oudjaar een vuurpijl af. Op t1 geldt het volgende: t1 = 3s Vx(t1) = 12,5m/s Vy(t1) = 4,9m/s Op T2 bereikt de vuurpijl zijn hoogste punt. -Bereken: a) De beginsnelheid van de pijl in verticale richting b) T2 c) De hoogte die de pijl bereikt op t2 d) De hoek alpha waaronder de vuurpijl werd afgevuurd. Januari 2012 Daan Heeren Theorie: 1)-Wet van bernouilli -leg uit adhv de wet van bernouilli hoe je een hartinfact krijgt -leg uit adhv de wet van bernouilli hoe je een bloedstolsel krijgt 2) juist of fout 1.Een stof heeft het meeste energie in vloeistof fase:FOUT: Gasfase Bijvraag teken de grafieken van de energie voor de 3 fasen en welke 3 bewegingen kunnen gassen en vloeistoffen doen. 2. De 3 grafieken van een EVRB: Dit zijn de grafieken van een ERB: FOUT bijvraag teken deze grafieken. 3.Grafiek met een curve zoals die van de wrijfkracht: Dit is de curve van een veer die uitgerokken wordt. Fout: Fv= -k.x dus een negatieve rechte door de oorsprong. 4. Buis uit dynamica van fluida waar je de contuiniteits vergelijkien s1.v1=s2.v2 moet toepassen. 5. trapvormig vat: de druk is het grootst in punt A: Fout: druk zet zich onverminderd voort principe van pascal. Oefeningen: 1)oefening op schuine worp: kogel die afgevuurd wordt: Voy=? Vy(t2)=? (maximale hoogte) X(t3)=? (afstand waar de kogel land) oefening komt exact in de oefeningen voor. 2)oefening op dynamica 2 blokken die voortgetrokken worden door een touw. -bereken de spankracht S - bereken de versnelling a oefening komt exact in de oefeningen voor. 3) oefening met een blok die van een helling schuift exact zoals in de cursus. -bereken kinetische energie aan de voet van de berg -bereken de snelheid aan de voet van de berg oefening komt exact in de oefeningen voor. 2012 juni examen 1) leg de brug van Wheatstone helemaal uit 2) Juist of fout: - door een snelkookpan gaat water koken op een temperatuur lager dan 100°C - Iemand met lange benen heeft een grotere weerstand dan iemand met korte benen - als ik een glazen overschaal op een inductiekookplaat zet dan kan ik hiermee koken - een oefening op magnetisme - een grafiek en je moest zeggen of het juist was of niet, ging over de condensator en de afstand tussen 2 condensatoren. Mensen van in de namiddag: BIA uitleggen, dan dat van die 3 lampen als je er eentje weghaalt en trg bijdoet, vergroot R dan ? De resistiviteit in functie van de temperatuur uitleggen wat dat met de geleiding te maken heeft AF is zelfde nauwkeurigheid als metingen ? Is een voltmeter in serie geschakeld? Mijn examen, in de voormiddag: inductiekoken + teken en leg uit + geef de 2 principes + zeg wa voordeel is. juist fout vrage: *je kan ijs doen smelten door de druk te verhogen, een ampèremeter heeft een grote inwendige weerstand, een figuur met elektron en zeg of het elektron in evenwicht zit tussen een lading van 4Q- en 4Q+ als men 4 lampen heeft en er is er een kapot en men vervangt die wordt de weerstand groter of niet? heeft de kracht die inwerkt op een lading dezelfde zin en richting als het elektrisch veld? Schriftelijk Oefening op elektrisch circuit, met weerstanden oefening op foutenleer oefening op warmteleer Examen dag 2 Theorie: 1) leg inductie koken uit, 2 fenomenen en de voordelen van inductie koken 2) Juist of fout: a)een snelkookpan kookt op minder dan 100°C b)2 cilinders L=2 R=0.5 en L=1 R=0.25 zijn even geleidend? c)het lichaam heeft een capaciteit? d) rechterhand regel toepassen op een elektron dat in een magnetisch veld komt e) R=R1+R2 geeft de vervang weerstand voor weerstanden in parallel? Oefeningen: 1) oefening op foutenleer zoals met het fruit en vitc 2) condensatoren: vervangcondensator zoeken 3) warmte leer, pot met water waar je groenten in doet->de evenwichtstemperatuur zoeken. 2013 juni examen examen 1) Vragen van Fysica: Theorie: -Wheatstone brug kunnen uitleggen (op 10 van de 20ptn) Dan vijf stellingen en zeggen of het waar of niet waar is en beargumenteren, elk op 2ptn..: - iets met een lorentzkracht (richting en zin), -Kookt water bij lagere temp in snelkookpan? -Stelling met de definitie van een calorie -Elektrische veldlijnen kunnen elkaar nooit snijden? -Mensen met lange benen hebben doorgaans een grotere elektrische weerstand? Oef: vervangcapaciteit berekenen, Stromen berekenen (kirchoff), foutenleer (bmi berekenen, exact zoals bij het laatste labo). Deze staan elk op tien punten. examen 2) hoofdvraag : leg soortelijke warmtecapaciteit uit aan de hand van hoe een vaste stof wordt gemeten met een caloriemeter en leg uit wat een calorie is. 5 juist/fout: - over de bio impedantie meting en vetmassa - 2 cilinders, je krijgt de lengte en de straal moet zeggen welke meeste weerstand heeft - negatieve lading in de buurt van een stroomdraad en dan zegge hoe de kracht gaat (door uw rechterhandmethode) - een elektrisch veld is 0 als de potentialen overal hetzelfde zijn - Water kookt enkel bij 100 °C 2015 januari examen .  Verklaar de volgende begrippen: cohesiekracht, adhesiekracht en actieradius. 2.  De cohesiekracht is groter dan de adhesiekracht van een vaste stof en een vloeistof. Stel dit grafisch voor en gebruik daarbij de volgende begrippen: cohesiekracht, adhesiekracht, actieradius, contacthoek alpha, vaste stof en vloeistof. 3.  Onderwaterweging: bereken de dichtheid, de vetmassa en de vetvrije massa van een persoon. 4.  Duid de juiste stellingen aan. 5.  Teken de grafiek van Gay-Lussac. 6.  Teken de grafiek van Boyle-Marriot. 7.  De fysica van het cavasculair systeem: leg de tekening uit aan de hand van de fysische wetten. 8.  Grafiek i.v.m. de verspeiding/ligging van de gasdeeltjes: is de stelling waar die bij deze grafiek is gegeven? Motiveer je antwoord! Oefeningen: Dit zijn 3 oefeningen die net hetzelfde zijn zoals die van in de cursus, alleen met andere gegevens. 2016 januari examen 1) Vul de grafieken aan van doorsnede, snelheid & bloeddruk. 2) Leg de snelheidsgrafiek uit 3) Bereken het vermogen van een persoon die studeert met een dichtheid… 4) Onderwaterbeweging formules invullen dichtheid en dan vetvrije massa en ook vetpercentage en dat dan bekijken in een tabel of hij veel of weinig vet heeft. 5) Duid de juiste stellingen aan het zijn er 10 maar het staat maar op 5 punten 6) 2 formules gegeven uitleg over geven. ( oppervlakte spanning en viscositeit ) 7) Oef 1: over de katapult attractie ( gespannen aan een rekker ) 8) Oef 2: de snelheid berekenen waarbij het bloed het bloedvat verlaat dmv een naald 9) Oef 3: een flesje dat je laat zweven door samen te drukken ( volume samendrukbaar meten en volume lucht die er dan nog in zit ) 2016 juni examen VRAAG 1: wheatstone brug gegeven wheatstone brug (anders getekend dan in cursus): - galvanometer op juiste plaats tekenen - waarom galvanometer in wheatstonebrug - met welke formule kunnen we de gevraagde weerstand berekenen - verklaren hoe je aan deze formule komt VRAAG 2: bomcalorimeter - 3 delen zijn aangeduid (de metalen draagdjes, ruimte met 02 en de thermische isolatie) en je moet deze benomen + uitleg geven. - er moeten 4 dingen gemeten worden. Benoem + leg uit - warmtebilan opstellen en geven hoe je H kan vinden VRAAG3: Wet van Pouillet formule is gegeven - benaming ρ - eenheid ρ - uileggen wat ρ is. - tekening bij wet van Pouillet en aanduiden van S en L VRAAG 4: BIA - 2 tekeningen gegeven van 2 toestellen om BIA te meten. Aanduiden welke het beste resultaat geeft. - verklaren waarom + eenvoudige tekening geven hoe BIA wordt gemeten (ampèremeter en voltmeter tekenen) VRAAG 5: Meerkeuzevragen duid de juiste beweringen aan OEFENINGEN 1) magnetisme: 2 geleidende draden naast elkaar 2) Weerstand: bereken de vervangcapaciteit 3) foutenleer: - massa van Jules zonder kleren (met gegeven: massa van J met kleren en massa van kleren) - dichtheid van Jules (met een gegeven volume in l) --> resultaat moet ik kg/m3 zijn 2017 januari examen teken grafieken van het cardiovasculairsysteem (stroomsnelheid en....), leg stroomsnelheid uit in bloedvaten, aorta vgln met capilaire en aorta vgln met vena cava + benoem alle grootheden en eenheden 15 meerkeuzenvragen met giscorectie (-0,25) oefening 1: arbeid berekenen die een kraan moet uitoefenen om een container op te heffen tot een hoogte van 10m en de container heeft een massa van 27 ton de kabel breekt, wat is de maximale hoogte die hij nog bereikt voor hij op de grond valt oefening 2: hydrostatica hoogte van water berekenen en druk in vat b (open u-vormige buis met water, aangesloten op vat A aangesloten op manometer met kwik hoogteverschil in kwik = 12cm, aangesloten op vat B) Voedings- en productkennis 1 Voedings- en productkennis 2 Voedingsleer - deel 1 2009 juni examen Reeks 1 Geef alle directe methoden om het lichaamsvetcomponent te meten. Geef alle methoden om het mineraalgehalte in het lichaam te meten. Geef de voor-en nadelen van koolhydraten in de voeding. Geef de voedingsaanbeveling van koolhydraten en achtergrondinformatie. Een jongen van 18 maanden weegt 8 kg en is 81 cm groot. Wat is zijn voedingstoestand ? Wat is PDCAAS ? Geef ook de formule. Wat is BMR ? Hoe meet je dit ? Wat is AI ? Hoe noemen we dit voor België ? Benoem alle structuren van de aminozuren en duid de essentiële en niet-essentiële aminozuren aan. Geef de definitie voor voedingsvezel.   Reeks 2 2 hoofdvragen - leg het glucosemetabolisme uit. welke onderlinge relatie is er met andere macronutriënten ( Schema + tekening). Wat doen voedingsvezels en wat zijn de fysiologische aspecten van ervan. (geef de belangrijkste voedingsvezels (niet oligosaccahiden!) - Geef al de manieren om de FFM te meten. leg allemaal kort uit en laat de formules zijn de eventueel nodig zijn om de FFM te berekenen. (gehoord van medestudent: Let het principe uit hoedat men aan de adwaterfactoren komt? Wat zijn het ? veel bijvragen: bijvragen macronutriënten -structuren van AZ zijn gegeven. duid de niet-essentiële AZ en semi-essentiële AZ aan en geef de correcte naam -geef de naam+afkorting van alle essentiële vetzuren. -wat is vacceenzuur. formule. -geef 2 polysacharadine met een vertakte zijketen -geef de 2 meest voorkomende limiterende AZ. wat is het ? in welk voedingsmiddel komen ze het meeste voor. -hoe kan je het gehalte aan MOV doen stijgen. Geef ook een voorbeeld van een voedingsmiddel met veel MOV Andere bijvragen -voor wat staat PDCAAS? Leg kort uit en geef de formule om dit te bereken. -voor wat staat A.I? Wat de naam die hier in België voor wordt gegeven? -voor wat staat BMR? hoe berekenen je dit? -wat is een voedingsvezel. wat zijn de aanbevelingen hiervoor. -wat wordt er berekend als je met dubbel gemerkt water een onderzoek doet. -wat is de 40K methode. wat wordt er dan berekend? -hoe gaat men het N gehalte bepalen bij een klinisch onderzoek? -beoordeel de voedingstoestand: een jongen van 18 maanden, 8kg en 51 cm -oefening: gegeven: lengte gewicht en leeftijd en fysieke arbeid. bereken de energiebehoefte en de eiwitbehoefte bij vegetarische voeding. -oefening: gegeven; O2 455 l, CO2 583 l, N 25g. wat is de calorieopnamen? -geef schematisch alle componenten van het cellulaire niveau. welk verband is er onderling? 2010 juni examen 25 meerkeuzevragen 3 juist/fout vragen + waarom Alle macronutriënten bevatten stikstof. Juist of fout en waarom? Teveel aan enkelvoudige KH zorgt voor hyperactiviteit en gedragsstoornissen bij kinderen. Juist of fout en waarom? Fructose wordt evensnel opgenomen als de andere monosachariden. Juist of fout en waarom? 2 open vragen Leg glycemische index en glycemische lading uit. Welke is de beste in de praktijk en verklaar de link tussen beiden Casus over de densitometrie. De lengtes en gewichten worden gegeven van 2 personen waarvan ene obese is. Bij de densitometrie komt de obese een negatief gewicht uit en de andere persoon een iets hoger positief gewicht. Is dit normaal? Verklaar waarom wel of niet aan de hand van de principes van de densitometrie. 2012 juni examen De open vraagjes: -PDCAAS kunnen uitleggen + de formule kunnen geven. -eiwit-turnover .. leg uit. -De indeling op moleculair niveau vergelijking met de indeling op weefselniveau ... - Vertering van eiwitten -in schema vorm kunnen geven (waar het plaats vindt- welke enzymen er inwerken- wat er gebeurd- eindproduct dat gevormd wordt) -DRA , betekenis + uitleg ervan -Dan krijg je enkele 'woorden' bv verzadigde vetzuren, vertering, absorptie , .. en daaronder staan dan zinnekes en ge moet kunnen zeggen wat bij wat hoort (ma zijn geen moeilijke) - tabel met kolom essentieel en niet essentieel, krijg je enkele namen van bv eiwitten en moet je die in juiste kolom plaatsen. - een sporter zorgt er dmv zijn sportdieet voor dat er meer energie beschikbaar is in de spieren .. juist of fout + verklaar. - Cholesterol zit in alle voeding .. juist/fout + verklaar Oefeningen 1)Vraag over vrouw die iets aan haar gewicht wil doen. Je krijgt haar leeftijd, gewicht, lengte en PAL waarde gegeven. -ideale energie inname berekenen Dan als vervolg op die oefening krijg je haar werkelijk inname gegeven en moet je bepalen hoe lang ze er over zal moeten doen indien ze naar een gewicht van een BMI van 25 wil. - 2 voorbeelden geven waarmee ze haar gevoelig van verzadigheid tijdens maaltijd sneller kan doen opwekken zodat ze minder veel gaat eten. - ze beslist om naast haar aangepaste voeding ook nog 30m te gaan fietsen (16km/h) , zal ze daarmee sneller haar ideale gewicht behalen ? Zo ja hoeveel sneller , zo nee waarom niet? - Als ze stopt met roken, zal haar dat dan ook helpen om te vermageren ? Leg uit .. 2) je krijgt gegevens over een kindje meisje 40maanden , haar gewicht, haar lengte .. en je moet aan de hand van die gegeven haar voedingspatroon beoordelen adv groeicurven (op de manier zoals WHO het doet) Meerkeuzevragen - waarvan is het zoetigheidsgehalte het hoogst glucose, sucrose, maltose ,... Ja van de meerkeuze vragen (waren er 15) weet ik precies ni meer veel , ma die waren echt ni zo moeilijk, het was meestal dat je 4stellingen kreeg en je moest aanduiden welk NIET klopt. Dus dat viel wel mee. 2022 januari examen 25 meerkeuzevragen met GIS-correctie (gemakkelijk, iets moeilijker en echt detailvragen) Een 5-tal juist/fout stellingen die je moet toelichten indien fout. Goed de zinnen lezen want het zit hem soms in kleine details. De exacte zin weet ik niet meer maar ging over IVNAA, de stelling was volledig juist maar in plaats van in vivo stond er in vitro, waardoor de stelling bijgevolg ook niet meer juist was. Oefening op energieinname (atwaterfactoren), energieverbruik (hier met tracerdilutie BMR bepalen, niet vergeten 10% DIT bij te rekenen), energiebalans uitrekenen en tot slot nog een oefening over indirecte calorimetrie (O2 bereken uit gegeven CO2 en RQ) Vragen over antropometrie: Wat is growth faltering? Waarom meten we de hoofdomtrek bij kinderen en wat kunnen we hieruit afleiden? Hoe wordt een normale groei bij kinderen bepaald? Geef de 3 soorten zetmeel en licht toe Geef de rol van lipiden in het lichaam en in de voeding (4 per categorie) Rangschik de macronutriënten van meest verzadigend naar minst verzadigend. Wat is energiedensiteit en wat is de link met verzadiging? Vragen over water: Welke 2 mechanismen zijn er in ons lichaam om de vochtbalans in stand te houden? Wat is perspiratio insensibilis? Een aantal zinnen waar een woord is weggelaten en je moet invullen wat past. Het waren belachelijk veel vragen maar er wordt niet verwacht dat je per vraag een immens uitgebreide uitleg geeft, heeft bij velen minstens 2u in beslag genomen. Samenvatting voedingsleer 1 Voedingsleer samenvatting 2023-01-09 12_08_40.pdf   Voedingswarenkennis 2012 juni examen (vroeger Voeding en voedingswarenkennis) Vroeger was dit vak Voeding en voedingswarenkennis dat nu is opgesplitst in Voedingswarenkennis en Theorie voeding, De vragen zijn dus door elkaar in dit examen Vraag 1 ‎1) Leg de zeven stappen van de zevensprong uit en pas stap 1 tot 4 toe op volgende tekst. 2) Joodse spijswetten uitleggen en waar moet je op letten bij het opstellen van een dagschema. 3) Leg de regels uit om zo min mogelijk moeilijkheden te hebben bij het eten even van peuters. Vraag 2 1) zeg iets over het marokaanse middaglmaal en waar moet een dietiste rekening mee houden bij opstellen van een dagschema voor hun. 2) zeg budgetvriendelijke tips voor alleenstaande moeder. 3) wat bedoelen ze met ' voeden naar vraag' en zeg de richtlijnen. Vraag 3 1) casus van de vrachtwagen chauffeur: voeding NU, uitleggen 2) bespreek nutrienten en energie tijdens zwangerschap en borstvoeding 3) aandachtspunten en voordelen van groeps GVO Vraag 4 ‎1) Een voorbeeldtekst over een man, de 4 gevolgen van Mindfullness geven en op te tekst toepassen 2) Bespreek de voorkeur voor borstvoeding (voordelen voor moeder, baby + contra- indicaties 3) Op welke 3 manieren kan je iemand met een ongezonde levenshouding aanzetten tot een gezonde levenhouding? Geef telkens 1 voorbeeld toepasbaar op een persoon dat ongezond eet. 2013 januari examen (vroeger Voeding en voedingswarenkennis) Vroeger was dit vak Voeding en voedingswarenkennis dat nu is opgesplitst in Voedingswarenkennis en Theorie voeding, De vragen zijn dus door elkaar in dit examen Vraag 1 Geef 5 voorbeelden van zeer magere (0-5g vet) vleessoorten en 5 voorbeelden van zeer vette vleessoorten (>10g vet). Wat is DFD en PSE? Wat zijn de kenmerken van kalfvlees? (ook hoe ze gevoederd worden) Vraag 2 Leg grondig biologische landbouw uit. Bijvraag: hebben ze een bepaalde tijd om hierop over te schakelen, hoelang? Vraag 3 Geef de nutritionele waarden van melk. Leg UHT-melk uit. Geef telkens twee voorbeelden voor <10% kaas, 10-20% kaas, 20-30% kaas en > 30% kaas. Wat is het verschil tussen + en % vetgehalte bij kazen? Vraag 4 Hij toont een granensoort, de naam en wat zijn de belangrijkste eigenschappen 2016 januari examen (vroeger Voeding en voedingswarenkennis) Vroeger was dit vak Voeding en voedingswarenkennis dat nu is opgesplitst in Voedingswarenkennis en Theorie voeding, De vragen zijn dus door elkaar in dit examen Blad 1: • Wat zijn intensieve en extensieve zoetstoffen en geef van elke 4 vb • Wat is tagatose, hoe wordt het genoemd als merkproduct? (merkproduct = tagatesse) • Wat zijn polyolen? • Wat is stevia? Geef de naam van stevia in de Aldi. ( Mountain stevia ) Blad 2: • Geef de nutritionele waarden van brood. • Geef de ingrediënten ervan en hun functie. Blad 3: • Geef 2 nitraatrijke en 2 nitraatarme groenten. • Geef de nutritionele waarden van kikkererwten en sojabonen + haal ze uit de potje • Wat zijn plantensterolen en stanolen geef van elk een voorbeeld. Extra blad: Blad met nutritionele waarde een hele voorkant en stukje achterkant Extra vraag: Haal tapioka uit de potjes en zeg wat het is. Leg uit wat het beneolabel is. JANUARI 2016 BLAD 1 - Leg het productieproces van yoghurt in detail uit. Leg hierbij uit wat linksdraaiend en rechtsdraaiend is. - Geef 2 voorbeelden van stand yoghurt + beetje kunnen uitleggen. - Geef 2 voorbeelden van roer yoghurt + beetje kunnen uitleggen. - Geef 2 voorbeelden van rechtsdraaiend. - Vetgehalte van mager, halfvolle en volle yoghurt. BLAD 2 - Wat is PSE en DFE. - Wat kan je vertellen over kalfsvlees (denk hierbij aan de voeding dat die gekregen heeft.) - 5 Voorbeelden kunnen geven van mager vlees, 5 voorbeelden kunnen geven van vetrijk vlees. BLAD 3 - Bastanddelen van cornflakes - Bijlage: 6 factoren kunnen geven (1ste bijlage in cursus) - Waarom gaan we vis pocheren en niet koken (Omdat het anders makkelijker uiteen gaat vallen ofzoiets) - 3 potjes uit al de verschillende potjes kunnen halen die hij vraagt. + Uitleg over kunnen geven. - Agaragar - Tapioca - Kuzu + Blad met nutritionele waarden. 2017 januari examen (vroeger Voeding en voedingswarenkennis) Vroeger was dit vak Voeding en voedingswarenkennis dat nu is opgesplitst in Voedingswarenkennis en Theorie voeding, De vragen zijn dus door elkaar in dit examen a. Wat moet er allemaal op een etiket zijn b. Wat is reeds verandert aan deze wet, wat moet er nu verplicht ook op een etiket zijn c. Geef de calorieën/100g van: Ketchup, Nutella choco, Ballade choco, honing, effi confituur, Mayonaise, Cruesli d. Eigenschappen van kikkererwten en Sojabonen e. 14 allergenen kunnen geven f. Wat zijn plantenstanolen en plantensterolen + voorbeeld g. Geef een vetstof van X% Eov/Mov/VV h. Kenmerk van het merk Ballade i. Twee nitraatrijk en -arme groenten + Blad nutritionele waarden - geef nutritionele waarde van schaal- en schelpdieren - geef verschillende functies die voedingswaarden kunnen beïnvloeden - vragen uit filmpje -productie proces yoghurt uitleggen, wat is links draaien, wat is rechts draaien, stand en roer yoghurt + voorbeelden, voorbeeld van yoghurt met hoofdzakelijk rechtsdraaiende melkzuren - productie proces van kaas uitleggen - verschil pro- en prebiotica - omschrijving kuzu - geef nutritionele waarde van aardappelen en wat is een galzige aardappel , wat is solaline - geef min. 10 principes van biologische landbouw - potjes: verschil tussen shoyu en tamari BLAD 1: a)wat is hypotoon, istoon en hypertoon leg uit + telkens 2 merknamen BLAD 2: a) wat is seitan? b) geef de vetgehaltes van vis + 3 voorbeelden BLAD 3: a)wat zijn extensieve en intensieve zoetstoffen, leg uit + voorbeelden b) wat zijn polyolen c)wat is tagatese + voorbeelden d) wat is stevia + voorbeelden BLAD 4: lijst met 30 nutritionele waarden potjes: lijnzaad en bulger: geef een beetje uitleg bij elk potje Wiskunde en informatieverwerking 2010 december examen Word: Kop en voetteksten, secties, bladnummering, tabs, … Ppt: 3 pagina’s namaken en opmaken via sjabloon Excel: nummerlijst van 20000 tot 1 en helft ervan in een andere opmaak zetten 2011 januari examen Examen is enkel schriftelijk, duurt 2uur en bestaat uit 4 vragen, die elk opgedeeld is in 3 of 4 delen. Grafisch rekentoestel toegelate n Vraag 1 a) Een pakje boter van 500g bevat 38% vet, waarvan 1/4e van verzadigd is. Hoeveel gram onverzadigde vetten bevat het pakje boter dan? b) Femke weegt na 3 dagen 2,500kg. Vanaf haar geboorte is ze al 15% vermagerd, hoeveel woog Femke bij haar geboorte? Vraag 2 Jan en Roos volgen een 14weken durende dieetporgramma, De eerste 9 weken valt Jan 3 kg af per week, van week 9 tot 12 stopt hij met het programma en blijft zijn gewicht constant. De laatste weken komt hij 1,7kg bij per week. Roos volgt het voledige programma en valt 1kg af per week. a) Teken een grafiek en in die grafiek teken je de 2 curves van Jan en Roos. Gegeven dat het lineaire functies zijn. b) Stel voor elke persoon een functievoorschrift op c) Wanneer wegen ze evenveel? En waarom wegen ze dna evenveel? Vraag 3 Gegeven een gehaktschotel bevat bacterien, gegeven de functie: B(t)= 10000e^0,1t a) Wat is de groeifactor? Is het een stijgend of een dalende exponentiele functie? En waarom is dit zo? b) Hoeveel bacterien bevat de schotel na 6uur? c) Wanneer bevat de gehaktschotel 100000 bacterien? Vraag 4 De gemiddelde vrouw is 266 dagen zwanger. Hier zit een standaartdeviatie op van 16 dagen. a) Schets het schema van Grauss en duid de belangrijkste delen aan b) Hoeveel procent van de vrouwen hebben een zwangerschap dat tussen de 250 en 266 dagen ligt? c) Vul in: 2,5 % van de zwangerschappen duren maar ... dagen. En leg uit hoe je dit weet. Duid dit ook aan op de schets.