Microbiologie van de levensmiddelen: theorie en lab

2009 juni examen

Juni

  Staphylococcus en enterococcus zijn 2 soorten coccen, leg uit:


Gasomgeving en temperatuur zijn 2 extrinsieke factoren voor de groei van m.o. leg uit

 

Waar of niet waar?

de kwaliteit van kaas hangt niet af van de rauwe melk als die melk eerst gepasteuriseerd is.

de snelle detectiemethoden zijn beter voor het opsporen van mo dan klassieke methoden.

 

Mondeling

1) waarom zijn enterobacteriacea belangrijk voor levensmiddelen (3 punten geven) + bespreek salmonella

2) synergisme: geef 3 voorbeelden

 

waar of niet waar:

conserven met een ph < 4,5 zijn niet onderhevig aan bederf

voor staphylococcus aureus doen ze geen resuscitatie

 

schriftelijk:

- toxoplasma gondii

- ELISA

- organische zuren

 

schriftelijk:

wat weet je van:

2010 juni examen

Mondeling

 

Schriftelijk

Leg uit:

 

Duid in de kolom de gepaste eigenschappen voor de bacteriën aan met een kruisje (Gram +, Gram -, anaeroob, sporenvormer, katalase +...)

 

4 juist of fout vragen:

2011 juni examen

Mondeling

1) Geef de eigenschappen van microbiële kwaliteits- en veiligheidsindicatoren, wat is het verschil tussen beide, en geef voor iedere groep 2 voorbeelden.

2) Casus: vrouw komt op consultatie en vertelt dat ze in de krant had gelezen dat er twee mensen gestorven zijn aan botulisme, wat vertel je haar: hoe is het ontstaan, in welke levensmiddelen komt het voor enz..

3) Geef drie voorbeelden van antagonistische relaties tussen m-o met steeds een voorbeeld.

4) Wat is het verschil tussen een voedselinfectie en een voedselintoxicatie? Geef telkens drie voorbeelden van micro-organismen die dit veroorzaken

5) Casus: patient met vraag over listeria

Schriftelijk

1) Een tabel met allemaal m-o o.a Staphylococcus aureus waarbij je de typische kenmerken moet aankruisen, bv. mensgeboden, gramreactie, katalasenzym aanwezig..

2) 4 waar/ niet waar vragen

3) 4 begrippen om uit te leggen: bv. ELISA, flat sour, thermoduur, niriet (conserveermiddel)

2012 juni examen

Mondeling
- Leg het verschil tussen een voedselinfectie en –intoxicatie uit
o Geef ook 2 voorbeelden van bacteriën met het levensmiddel waarin zei typisch voorkomen
- Casus ivm 2 patiënten die gestorven zijn aan botulisme. Wat vertel je haar? Welke levensmiddelen zouden de oorzaak kunnen zijn? Welk advies geef je? 
Theorie
- Tabel: aanduiden of het een typische eigenschap is van volgende bacteriën.
o Bacillus cereus, Staphylococcus aureus, coliformen, Listeria, Campylobacter, …
o Gram reactie, katalase, psychrotroof, lage MID/MTD, voedselinfectie, voedselintoxicatie, hittestabiel toxine, mensgebonden
- Geef 2 voordelen van de snelle en klassieke detectiemethoden en leg kort het principe uit van 2 snelle methoden
- Geef 3 intrinsieke factoren en leg telkens uit met een relevant voorbeeld
- Leg uit: Xerofiel, runderlintworm, D12, TMA (trimethylamine), flat sour, organische zuren
- Juist/fout
o Salmonella komt niet voor in melkpoeder
o Botulisme komt niet voor bij conserven met pH onder 4,6
o Tellen kan met een isolatiebodem
o Bij pasteurisatie worden alle vegetatieve pathogenen gedood

2012 mei labo

(gegeven: identificatietabel enterobacteriacea, ingrediënten voedingsbodems, waarneming kleuren)
(er moeten 2 bacteriën geïdentificeerd worden)

 
Dag 1 

Praktijk

- Enten van MIU-bodem, Kligler, MCA => ter identificatie/aflezing voor dag 2
- Aflezen van een al geënte citraatbodem
- Gramkleuring en katalasetest uitvoeren: bacterie identificeren: mogelijkheden waren Staphylococcus, Enterococcus, Bacillus en Clostridium.

Theorie 

- Wat is het nut van een lecithinasetest voor een bacterie.
- Wat is het nut van een MUG- test.
- Waarom moet Salmonella opgespoord worden.
- Wat verwacht je van E.coli en Staphylococcus op een MSA-bodem.

Dag 2

- Aflezen resultaten dag 1 en identificeren van onbekende bacterie
- In welk kenmerk verschillen volgende 2  bacteriën (tabel), geef een test waarmee je dit kenmerk kan nagaan.
- Kan je de volgende 2 bacteriën onderscheiden via lysine decarboxylase (tabel gebruiken)
- Zijn Enterococcen schadelijk wanneer ze in levensmiddelen voorkomen. Zo ja, waarom.

2019 juni examen

VERSIE 1



VERSIE 2 (3juni 8u) 




Woensdag 12 juni 8.30 

Mondeling:

 

Schriftelijk:

-Schema met kruisjes zetten bij typische kenmerken (zie hierboven)

 

-Synergetische activiteit m.o. uitleggen, geef 3 manieren met bijpassend voorbeeld

 

-Kwaliteitsindicatoren uitleggen, eigenschappen geven en 2 voorbeelden geven.

 

-Leg begrippen uit:

-Omcirkelen + uitleggen waarom

 

- Kiemgetal berekening 

 - Aantal S.aureus/g berekening 



Donderdag 13 juni 8:30

 

mondeling: 

  1. voedselinfectie en voedseltoxicatie + 2 vb en hun LM. Geeft ook voedseltoxicoinfectie en vb +LM
  2. casus over pistacchenoten, mycotoxine. hoe vaak komt dit voor? wat zijn de gevolgen? is het typisch voor deze product? 

bijvraag: in welke andere producten komt het voor? granen, noten en rauwe melk( veevoer) 

schriftelijk 

  1. tabel met bacterien, kruisjes aanduiden
  2. geef 3 intrisieke facter die microflora beinvloeden
  3. veiligheidindicator( def+ criteria) en geef voorbeelden 
  4. juist/fout vragen geef uitleg anders geen punten 
  5. thermen uitleggen :  - flat sour, listeria monocytes, sulfiet(conserveermiddel), EHEC
  6. kiemgetal berekenen
  7. antal S.aureus/g berekening