2012 juni examen
Theorie
Vraag 1 Oplosbaarheid onder invloed van pH. Leg de rechtstreekse en onrechstreekse invloed uit. Toon dit aan met Mg(OH)2 en calciumoxalaat.
Vraag 2 a) Titratie van 100 ml NaCl 0,1M met AgNO3 0,1M
Bepaal de pCl bij het toevoegen van het 0 ml titrans, 90 ml titrans, 100 ml titrans en 110 ml titrans
Teken hierbij de titratiecurve van pCl in functie van het aantal toegevoegd volume titrans.
b) Welke invloed heeft een verdunning op de titratiecurve van pCl in functie van het aantal toegevoegd volume. Maak een kwantitatieve schets.
Vraag 3
Redoxreactie van Fe2+ met KMnO4 , hier heeft de pH ook een invloed. Leid de Kev' af + geef de volledigheid van de redoxreactie sterk afhankelijk is in functie van de pH.
Reeks 1B
vraag 1
a) verschil kristallijne en colloidale neerslag, link met relatieve oververzadiging (grafiek + formules geven)
b) kenmerken van deze 2 soorten neerslagen geven
c) waarom moet je colloidale neerslagvorming vermijden bij gravimetrische bepalingen
d) leg uit elektrische dubbellaag
vraag 2
a) titratie HCl met NaOH, titratie CH3COOH met NaOH => schets beide curves in 1 grafiek
b) leg uit zuurbase indicator; werking en hoe je keuze maakt bij titraties
c) welke indicator zou je gebruiken voor deze titraties
d) ...
Oefeningen
1) Bereken de oplosbaarheid in g/l van Zn3(PO4)2. Ksp = 1,00.10-32
2) Fosforzuuroplossing: d=1,77 en molariteit=16,6M
Bereken molaliteit, normaliteit, molfractie, massaprocent, gO.S./l
3) Bereken de pH van het volgende mengsel
100 ml HCl 0,1M
50 ml NH4Cl 0,2M
100 ml NH3 0,1M
reeks 1B
1) salpeterzuuroplossing d en molaliteit gegeven. bereken molariteit, normaliteit, molfractie, massaprocent, gO.S./l
2) bereken pH van een mengsel.
3) titratie van Na3PO4 met HCl. bereken volume HCl.