Skip to main content

2022 Juni examen

Lectoren: L. Gielen en G. Fleerackers, meerkeuzevragen, open vragen, gesloten vragen en oefeningen, 2u20 (wij kregen 3uur (+30% extra tijd))

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Theorie en oefeningen stonden elk op 50% van de punten. Maar indien er voor één van beide delen minder dan 5/20 wordt gehaald krijg je maximum een 7/20 in totaal, wat dus niet tolereerbaar is. FOCUS DUS NIET OP 1 VAN BEIDE DELEN!!!

Niet iedereen heeft dezelfde vragen.

De meerkeuze vragen waren telkens 4 mogelijkheden, 1 juist antwoord en zonder giscorrectie.


Theorie

12 meerkeuzevragen op 1 punt en 2 grotere open vragen op 4 punten elk. Wel niet 100% zeker van het aantal kleine vragen en de puntenverdeling, maar leek me logisch dat het ook in totaal 20 punten was zoals de oefeningen.

Vraag 1 (meerkeuze)

Als p tussen o en f zit, welke spiegel of lens heb je dan nodig om een virtueel rechtopstaand verkleind beeld te hebben?

  1. Bolle spiegel
  2. Holle spiegel
  3. Positieve lens
  4. Negatieve lens
Vraag 2 (meerkeuze)

Wat gebeurt er met het brandpunt als je een bolle lens onder water zet?

Vraag 3

Parameter vergelijking uitleggen in eigen woorden.

Vraag 4 (meerkeuze)

Je legt een aluminium staaf en een houten staaf in een ruimte met constante temperatuur, na een tijdje ga je terug en leg je je hand op beide staven. Waarom voelt de aluminium staaf kouder aan?

Weet niet meer alle keuzes, maar het antwoord was dat aluminium beter warmte geleidt. (Hierdoor onttrekt het meer warmte aan je hand, waardoor het kouder aanvoelt)

Vraag 5 (meerkeuze)

Gelijkaardige vraag aan vraag 4, ook iets met een aluminium staaf en nog iets anders. De vraagstelling was wel iets anders, maar het antwoord kwam op hetzelfde neer.

Weet niet meer alle keuzes, maar het antwoord was dat aluminium beter warmte geleidt. (Hierdoor onttrekt het meer warmte aan je hand, waardoor het kouder aanvoelt)

 


 

Oefeningen

6 kleinere vragen, meerkeuze/invulvraagjes (enkel antwoord op 3BC) allemaal op 2 punten en 2 grotere oefeningen op 4 punten elk. De grote vragen moest je uitwerken op papier.