2014 juni examen
Theorie (2vragen)
1. a) methode van Noyes, ma ni gwn da, specifiek het verschil tss 2 en 3 waardig positieve metaalionen in zuur en basisch milieu
b) uitrekenen bij welke pH CdS kwantitatief is neergeslagen en kijken of MnS bij die pH al begint neer te slaan
2. a) cerimetrie: Kev berekenen voor oxidatie van Fe2+ met Ce4+
b) titratiecurve (E ifv V) voor Ce4+ getitreerd met Fe2+ en E-waarde berekene bij 0, 10, 100 en 110ml toegevoegd titrans
OF
1) Oplosbaarheid
-> aangroei + kiemvorming met Q-s/s uitleggen (met grafieken)
-> colloidale kristallijne neerslag: hoe bekomen?
-> dubbele elektrische laag
-> gravimetrie: wrm geen colloidale neerslag?
2) Neerslagtitratie
-> bij 0ml, 90ml, 100ml (=EP) en 110ml -> pCr2O7 en pAG -> titratiecurve (met beide p-functies erin)
-> methode van Mohr en Fajans (indicators uitleggen)
OF
1) Factoren die de oplosbaarheid beïnvloeden
-> Je hebt een MI-neerslag (ik weet niet juist meer welk metaal) en daaraan voeg je KI toe. Leg de invloed van het gemeenschappelijk ion kwalitatief en kwantitatief uit.
-> Leg de rechtstreekse invloed van de pH kwantitatief uit a.d.h.v. Mg(OH)2 bij pH= 1, 5 en 12.
-> Leg de invloed van elektrolyten uit.
(TIP: Dit kwantitatief uitleggen doe je best door de oplosbaarheid s te berekenen)
2) Neerslagtitraties
-> Een titratiecurve van het type M2Z (Ag2CrO4) uitwerken (met de vereenvoudigde berekeningen: 0ml; 10 ml voor E.P., op E.P., 10 ml na E.P.).
-> Leg de werking van de indicator (K2CrO4) bij de methode van Mohr uit. Aan welke voorwaarden moet er worden voldaan? Wat gebeurt er als de pH te zuur/te basisch is?
-> Leg de werking van de indicator (fluoresceïne) bij de methode van Fajans uit. Aan welke voorwaarden moet er worden voldaan?
Oefeningen:
1. geg: H2SO4 25 m% en N=6,02; gezocht: de rest
2. pH berekenen, KOH, HCl en (COOH)2
3. MnO4-/MnO2 en Cu2+/Cu+, bereken MnO4-
OF
1. geg: verschillende stoffen waarvan jij nog de juiste M moet zoeken (zoals tabel oef 30)
gezocht: a) de concentratie die je bekomt als je deze stoffen samenbrengt (mengt)
b) hoeveel liter van deze concentratie (= gegeven) moet je erbij doen om een mengsel te bekomen met deze concentratie (=gegeven)
2. de pH berekenen van een mengsel van 3 stoffen
3. het volume berekenen dat nodig is aan HCl om PO43- te titreren tot een pH van 3,63. De concentratie PO43- en HCl zijn gegeven, het volume PO43- ook.
Juni 2014.
Analytische Chemie Theorie:
1.oplosbaarheid
a) Leg uit de invloed van rechtstreekse pH en onrechtstreekse pH das aan da hand van Mg(OH)2 en calciumoxalaat
b) Bij methode van Noyes, gebruiken we H2S als neerslagreagens. Wanneer zal een neerslag kwantitatief neerslaan? (leg da gwn uit met Cd2+/Mn2+
2. redoxtitraties.
a) Kev geven van Fe(2+) en MnO4- en ook uitleggen , eigenlijk dat gewoon in functie van de pH
b)zet de titratiecurve uit voor pH=0,... waarbij het volume van MnO4- uitgezet t.o.v. E-waardes. (Fe2+ + MnO4-) Bereken u reductiepotentialen bij 0mL, 90mL, 100mL, 110mL
c) verwoord de standaardisatie van S2032- met IO3- gewoon door reactievergelijkingen te geven. (zie labo!)
en ook wanneer en waarom gebruiken we zetmeel als specifieke redoxindicator.
Oefeningen:
- 2 mengsel waarvan g de pH moest berekenen mengsel 1: NaOH + H3SO3 mengsel 2: HNO3 + NaCl
- bereken de oplosbaarheid van PbI2 + hoeveel van de 5g gaat niet oplossen in 2L?
- gaat de oplosbaarheid van PbI2 verhogen, verlagen, hetzelfde blijven bij toevoeging van NaI 0.100M
- HNO3 m%=50% en N=10.4 . Geeft de molaliteit, dichtheid en molfractie.
- Reductiepotentiaal bepalen