2012 juni examen (farmacologie en toxicologie)
3 vragen, allemaal mondeling: een "verhaal" rond een persoon die verschillende geneesmiddelen gebruikt, een tweede kleine vraag waarbij je iets moet uitleggen en een derde vraag met enkele juist/fout-stellingen.
1) Verhaal: Een vrouw van 61 is 4 weken geleden haar man verloren en slaapt slecht sinds toen. Ze kreeg een voorschrift voor een non-benzodiazepine hypnosedativum, maar wordt toch nog soms wakker in het midden van de nacht. Tegen haar artrosepijn heeft ze eens Feldene (R) voorgeschreven gekregen, een klassieke NSAID die ze nu al 2 weken één keer per dag inneemt. Op aanraden van een vriendin gaat ze terug naar de dokter rond haar slaapprobleem, maar krijgt tot haar verbazing een H2-antihistaminicum voorgeschreven. Leg de werkingsmechanismen uit van de vernoemde geneesmiddelen, geef hun nevenwerkingen en vergelijk voor- en nadelen, en leg verbanden indien mogelijk.
2) Leg aan de hand van een overzichtelijke tekening de werking uit van een indirect werkend sympathomimeticum bij de behandeling van een verkoudheid.
3) Juist/fout-stellingen: geef bij de foute zinnen een korte, maar duidelijke uitleg waarom het niet juist is.
- Thiaziden zijn minder sterke diuretica dan aldosteroninhibitoren.
- Bij de ziekte van Parkinson worden antagonisten van cholinerge neuronen gebruikt om de cognitieve functies van de patiënt te verbeteren.
- Propulsiva hebben kunnen extrapyramidale nevenwerkingen veroorzaken.