Skip to main content

2013 juni examen

Examen 1
1. Geef de soorten transport over de celmembraan voor hydrofiele stoffen.

2. Meerkeuze vragen

3. De hormonen:

  • Waar wordt oxytocine geproduceerd?
  • Geef 2 hormonen waarvan de receptoren zich bevinden op het membraan van de lis van Henle.
  • Wat gebeurt er als cortisol bindt op één van zijn receptoren? (4 dingen)

4. De maagzuurproductie:

  • Situeer precies waar maagzuur wordt geproduceerd.
  • Geef de tekening van de uitwisseling van ionen bij maagzuurproductie.
  • Welke ionen, moleculen bevorderen de maagzuur productie?

5. Juist/fout vragen

Examen 2

1. Membraantransport:

  • Geef 3 voorbeelden van hoe hydrofiele stoffen doorheen de celmembraan kunnen getransporteerd worden.
  • Geef van deze 3 de kenmerken (niet hoe het transport verloopt).

2. Meerkeuzevragen: 6 vragen, 4 verschillende keuzes

  • Waar vindt de neuro-neurale prikkeloverdracht plaats?
  • Wat is het verschil tussen de contractie van een skeletspier en een hartspier?
  • Bij een orthosympatische prikkel van de longen, welke interactie zal er gebeuren er?

3. De hormonen:

  • Waar wordt oxytocine geproduceerd?
  • Wat gebeurt er als cortisol bindt op zijn receptoren (4 antwoorden).
  • Leg uit wat er gebeurt na de vrijzetting van thyroxine (niet de effecten uitleggen).

4. Werking van de nier:

  • Geef twee hormonen die receptoren hebben ter hoogte van de distale tubulus en de verzamelbuisjes van de nier.
  • Wat gebeurt er met de urine door de binding van deze hormonen aan de receptoren.
  • Geef twee hormonen die door de nier gesecreteerd worden.

5. De maagzuurproductie:

  • Op welke plaats wordt maagzuur percies vrijgezet?
  • Leg de uitwisseling van ionen bij de productie van maagzuur uit aan de hand van een tekening.
  • Welke chemische stoffen stimuleren het maagzuur?

6. Juist/fout vragen (5 vragen)

  • Uitademing is een actief proces waarbij ATP nodig is om de spieren in het diafragma op te spannen
  • O2 wordt aan heem gebonden en lost op in het plasma
  • De curve van de affiniteit van heem en O2 verschuift naar rechts bij het stijgen van de CO2 druk.