2018 juni examen
1) Teken L-cysteïne en L-asparagine in de fischerproject (niet geïoniseerd). Bereken de pI van L-asparagine (pKa-waarden zijn gegeven) +leg uit hoe je die bekomt en teken deze molecule op die pHTeken L-cysteïne op de pH's van 4, 7 en 10.
2) Teken 1-linoleen-2-oleïne-3-stearaat en vergelijk het smeltpunt met die van tri-stearaat. Welke is hoger/lager en waarom? Je krijgt geen punten als je zegt welke hoger/lager is zonder uit te leggen waarom.
3) Teken D-arabinose (Er wordt gegeven dat dit een C2-epimeer van D-ribose is) in open ketenstructuur. Teken vervolgens deze molecule ook in ringstructuur/Haworthprojectie in zowel alfa-furanosevorm als bèta-pyranose vorm.
4) Teken het dinucleotide van RNA U-G. Wat is het structureel verschil tussen DNA en RNA? Teken ook de bouwstenen die verschillen.
5) Er wordt een molecule gegeven. Welke? (hier: galzuur) Wat is de biosynthese van deze molecule (structurele samenstelling, voorlopers, enz.)? Wat is de functie van deze molecule?
6) Er wordt een molecule gegeven. Welke? (hier: oligopeptide van 7 aminozuren) Teken alle bouwstenen van deze molecule volledig uit. Welke soort binding hebben wij tussen deze bouwstenen? Teken deze binding tussen twee willekeurige bouwstenen.
7) Er zijn 4 moleculen gegeven. Geef de meeste specifieke naam van deze molecule en duid aan tot welke groep ze behoren (vetten, proteïnen, suikers of nucleïnezuren). Je krijgt geen punten als je aanduidt tot welke groep het hoort zonder een naam te geven. (Histamine, glucuronzuur, terpeen, disaccharide)
8) Leg de volgende begrippen uit: wassen, hyperchroomeffect, alfa-keratinen (met voorbeeld) en oligo-elementen (met voorbeeld).