Skip to main content

2016 juni examen

1. Wat voor invloed heeft de osmatische druk op de groei van bacterien?

2. Wat is het verschil tussen t-RNA en m-RNA?

3. beschrijf de esculine-hydrolyse test?

4. wat is transductie?

5. wat is de diagnose van plasmodium?

6. Hoe kan je besmet worden tijdens het werken in een labo door een pathogeen staal?

7. noem 3 soorten nemathelminthes.

8. wat is een obligaat pathogeen- noem 3 voorbeelden?

9. Hoe kan je een vloeistof ontsmetten door filtratie?

10. ......

 

  1. Leg het verschil uit tussen een broedstoof met normale atmosfeer en een CO2-broedstoof.
  2. Wat is de invloed van de pH op een bacterie? (voorbeeld geven van bacterie die in extreem lage pH kan overleven)
  3. Bespreek het peptidoglycaan.
  4. Wat zijn fimbrae?
  5. Hoe stelt men de diagnose van Toxoplasma gondii?
  6. Wat zijn exotoxinen?
  7. Bespreek indicatoren die gebruikt worden om suikervergisting aan te tonen + voorbeelden
  8. Geef 2 voorbeelden van platwormen en hun infectieuze stadium.
  9. Bespreek de indoltest.
  10. Wat is het verschil tussen een stam en isolaat van Salmonella typhii?

 

  1. Leg het verschil uit tussen ontsmetten en sterilisatie.
  2. Wat is horizontale en verticale transmissie, en geef voorbeelden.
  3. Wat zijn cryoprotectieve stoffen, en geef voorbeelden.
  4. Wat zijn flagellen, en geef een voorbeeld van een bacterie met flagellen.
  5. Leg de nitraat-reductase test uit.
  6. Leg de Voges Proskauer reactie uit.
  7. Geef de pre-erytrocytaire cyclus van Plasmodium.
  8. Hoe stelt men de diagnose bij Ancylostoma duodenale?
  9. Geef enkele groeiremmende factoren om een bodem selectief te maken.
  10. Geef enkele eindproducten van de fermentatie bij bacteriën.

 

  1. Wat is een veiligheidshot? Waarvoor dient een UV-lamp?
  2. Leg de werking uit van een Gaspack systeem voor anaerobe bacteriën.
  3. Wat is een laboratoriuminfectie? Geef 2 voorbeelden.
  4. Leg de werking van een hoge zoutconcentratie op een voedingsbodem uit.
  5. Leg uit: Lysine decarboxylatietet.
  6. Leg uit: Nitraat reductase-test.
  7. Leg de opbouw van het celmembraan van een bacterie uit.
  8. Geef een voorbeeld van een venerisch pathogeen en een respiratoire pathogeen.
  9. Hoe kan je besmet worden door Schistosoma?
  10. Wat zijn de proglottiden van de Taenia saginata?

 

  1. Geef enkele voorbeelden van ontsmettingsmiddelen die ze gebruiken in ziekenhuizen op patiënten
  2. Hoe worden peptonen gemaakt in een voedingsbodem
  3. Wat zijn fimbriae en geef een voorbeeld van zo'n bacterie. Wat weet je over P. Fimbriae
  4. Geef de definitie van kolonisatie
  5. Leg uit: ornithrine test
  6. Wat is het verschil tussen de lytische en losygene cyclus van virussen
  7.  
  8. Wat is het verschil tussen een infectie op de bovenste en onderste luchtwegen en geef voorbeelden
  9. Hoe kan je besmet worden door Schistosoma en hoe behandelt men dit?
  10. Wat gebeurt er met de magnavorm van Entamoeba histolytica?

 

  1. Geef enkele toepassingen die gebruik maken van filters bij sterilisatie.
  2. Hoe komt het dat anaërobe bacteriën niet kunnen overleven bij aanwezigheid van zuurstof? Geef een voorbeeld van een anaërobe bacterie.
  3. Welk bloed kan gebruikt worden voor de bereiding vab bloedagarbodems?
  4. Bespreek de samenstelling van het buitenmembraan van Gramnegatieven.
  5. Wat zijn biotypen van een species?
  6. Bespreek de fenylalamine-deaminosetest.
  7. Wat is het verschil tussen een humaan en niet-humaan reservoir in de infectiologie?
  8. Wat zijn sporozoa? Geef 2 voorbeelden.
  9. Hoe verklaar je dat Entamoeba hystolitica een belangrijke oorzaak van dysenterie is?
  10. Hoe stelt men de diagnose van een infectie met Enterobius vermicularis.